Exodus 35

1Toen deed Mozes de ganse vergadering der kinderen Israëls verzamelen, en zeide tot hen: Dit zijn de woorden, die de Heere geboden heeft, dat men ze doe.
 de woorden, Anders, zaken, dingen; alzo ook vs.4, en elders.
2Zes dagen zal men het werk doen; maar op den zevenden dag zal ulieden heiligheid zijn, een sabbat der rust den Heere; al wie daarop werk doet, zal gedood worden.
 heiligheid zijn, Dat is, een heilige dag.
3Gij zult geen vuur aansteken in enige uwer woningen op den sabbatdag.
 geen vuur aansteken Te weten, om spijs te koken, Exo 16:23. Of om te werken, maar men mocht het vuur ten brandoffer wel aansteken.
,
 enige uwer woningen Hebreeuws, al uwe, enz.
4Verder sprak Mozes tot de ganse vergadering der kinderen Israëls, zeggende: Dit is het woord, dat de Heere geboden heeft, zeggende: 5Neemt van hetgeen, dat gijlieden hebt, een hefoffer den Heere; een ieder, wiens hart vrijwillig is, zal het brengen, ten hefoffer des Heeren: goud, en zilver, en koper;
 hetgeen, Hebreeuws, dat bij ulieden is.
,
 vrijwillig is, Zie Job 12:21.
6Als ook hemelsblauw, en purper, en scharlaken, en fijn linnen, en geiten haar; 7En roodgeverfde ramsvellen, en dassenvellen, en sittimhout; 8En olie tot den luchter, en specerijen ter zalfolie, en tot roking welriekende specerijen; 9En sardonixstenen, en vervullende stenen, tot den efod en tot den borstlap. 10En allen, die wijs van hart zijn onder ulieden, zullen komen, en maken alles, wat de Heere geboden heeft: 11De tabernakel, zijn tent en zijn deksel, zijn haakjes en zijn berderen, zijn richelen, zijn pilaren, en zijn voeten; 12De ark en haar handbomen, het verzoendeksel en den voorhang des deksels;
 handbomen, Waarmede men de ark droeg van de ene plaats naar de andere.
,
 des deksels; Dit deksel was van geitenhaar gemaakt, Exo 26:7.
13De tafel en haar handbomen, en al haar gereedschap, en de toonbroden;
 de toonbroden; Zie Exo 25:30.
14En den kandelaar tot het licht, en zijn gereedschap, en zijn lampen, en de olie tot het licht;
 tot het licht, Anders, des lichts; dat is, licht gevende; alzo staat er Psa 148:3
15En het reukaltaar, en zijn handbomen, en de zalfolie, en het reukwerk van welriekende specerijen; en het deksel der deur aan de deur des tabernakels;
 reukaltaar, Versta dit van het gouden altaar, Exo 30:1.
16Het altaar des brandoffers, en den koperen rooster, dien het hebben zal, zijn handbomen, en al zijn gereedschappen; het wasvat en zijn voet. 17De behangselen des voorhofs, zijn pilaren en zijn voeten; en het deksel van de poort des voorhofs; 18De nagelen des tabernakels, en de pennen des voorhofs, met derzelver zelen;
 nagelen des tabernakels, Hiermede maakten zij de onderste einden van het deksel of behangsel vast in de aarde, opdat de wind het niet bewegen of verwaaien zou.
,
 zelen; Deze zelen dienden om de voorhangsels of deksels des tabernakels te binden en vast te maken.
19De ambtsklederen om in het heilige te dienen, de heilige klederen van den priester Aäron, en de klederen zijner zonen, om het priesterambt te bedienen.
 het priesterambt te bedienen Te weten, het hogepriesterambt, gelijk Exo 31:10.
20Toen ging de ganse vergadering der kinderen Israëls uit van voor het aangezicht van Mozes. 21En zij kwamen, alle man, wiens hart hem bewoog, en een ieder, wiens geest hem vrijwillig maakte, die brachten des Heeren hefoffer tot het werk van de tent der samenkomst, en tot al haar dienst, en tot de heilige klederen.
 bewoog, Anders, verhief..
,
 de heilige klederen Hebreeuws, klederen der heiligheid.
22Zo kwamen dan de mannen met de vrouwen, alle vrijwilligen van hart; zij brachten haken, en oorsierselen, en ringen, en spanselen, alle gouden vaten; en alle man, die een gouden beweegoffer den Heere offerde,
 spanselen, Anders, hangende gordels.
,
 offerde, Hebreeuws, bewoog; omdat het goud, dat de mannen brachten, bewogen en opgeheven werd, wanneer zij het den Heere gaven, daarom wordt het genoemd een beweegoffer, vs.22, en Exo 38:24.
23En alle man, bij wien gevonden werd hemelsblauw, en purper, en scharlaken, en fijn linnen, en geiten haar, en roodgeverfde ramsvellen, en dassenvellen, die brachten ze.
 gevonden werd hemelsblauw, Dat is, was, gelijk Est 1:5; Mal 2:6. Alzo ook, er is geen bedrog in zijn mond gevonden; dat is, er was geen bedrog in zijn mond.
24Allen, die een hefoffer van zilver of koper offerden, die brachten het ten hefoffer des Heeren; en allen, bij welke sittimhout gevonden werd, brachten het tot alle werk van den dienst.
 dienst Versta, van den godsdienst.
25En alle vrouwen, die wijs van hart waren, sponnen met haar handen, en zij brachten het gesponnene, de hemelsblauwe zijde, en het purper, het scharlaken, en het fijn linnen.
 met haar handen, Zij lieten het haar maagden of gehuurde vrouwen niet spinnen, maar zij sponnen het zelven.
26En alle vrouwen, welker hart haar bewoog in wijsheid, die sponnen het geiten haar. 27De oversten nu brachten sardonixstenen en vulstenen, tot den efod en tot den borstlap; 28En specerijen en olie, tot den luchter en tot de zalfolie, en tot roking welriekende specerijen. 29Alle man en vrouw, welker hart hen vrijwillig bewoog te brengen tot al het werk, hetwelk de Heere geboden had te maken door de hand van Mozes; dat brachten de kinderen Israëls tot een vrijwillig offer den Heere.
 de hand van Mozes; Dat is, op bestelling, order, bevel van Mozes.
30Daarna zeide Mozes tot de kinderen Israëls: Ziet, de Heere heeft met name geroepen Bezaleël, den zoon van Uri, den zoon van Hur, van den stam van Juda. 31En de Geest Gods heeft hem vervuld met wijsheid, met verstand, en met wetenschap, namelijk in alle handwerk; 32En om te bedenken vernuftigen arbeid, te werken in goud, en in zilver, en in koper, 33En in kunstige steensnijding, om in te zetten, en in kunstige houtsnijding; om te werken in alle vernuftige handwerk. 34Hij heeft hem ook in zijn hart gegeven anderen te onderwijzen, hem en Aholiab, den zoon van Ahisamach, van den stam van Dan. 35Hij heeft hen vervuld met wijsheid des harten, om te maken alle werk eens werkmeesters, en des allervernuftigsten handwerkers, en des borduurders en hemelsblauw, en in purper, in scharlaken, en in fijn linnen, en des wevers; makende alle werk, en bedenkende vernuftigen arbeid.
Copyright information for DutSVVA